Begroting 2019 Edam-Volendam

Leeswijzer en uitgangspunten

Inleiding

Voor het eerst presenteren wij de begroting digitaal. Dit heeft consequenties voor zowel de presentatie als de opbouw van de begroting. Hieronder informeren wij u over de nieuwe opzet van de begroting. Tevens worden de uitgangspunten benoemd waarmee rekening is gehouden in de totstandkoming van deze begroting.

Opbouw begroting

De meerjaren begroting 2019-2022 kent qua presentatie een andere opbouw dan u gewend bent. Hoewel de hoofdindeling grofweg hetzelfde is, verschilt de opzet op onderdelen. Hieronder een korte toelichting op de onderdelen Programmaplan en Financiën.

Programmaplan

In het programmaplan worden de verschillende programma's nader toegelicht. Ieder programma kent de volgende opbouw:

  • Algemeen.
  • Speerpunten.
  • Financiën.
  • Beleidsindicatoren
  • Beleidsstukken
  • Verbonden partijen

De veranderingen betreffen met name het onderdeel Financiën, beleidsstukken en verbonden partijen.

Financiën. Het onderdeel Financiën is anders qua opzet. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen 'going concern' en 'programmaplan'. Bij het onderdeel 'wat mag het kosten' worden de integrale baten en lasten van het betreffende programma gepresenteerd. Dus inclusief de mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen en de voorstellen voor nieuw beleid.

De voorstellen voor nieuw beleid van het betreffende programma worden vervolgens afzonderlijk gepresenteerd en toegelicht. Daarbij is afzonderlijk aangegeven of het a, b of c posten zijn. Doordat de voorstellen direct op het juiste programma zijn verwerkt is er begin 2019 dus geen afzonderlijke begrotingswijziging meer nodig voor uw raad. Vaststelling van de begroting betekent vaststelling van het budget per programma, met dien verstande dat c-posten uiteraard pas kunnen worden uitgegeven nadat een afzonderlijk voorstel hiertoe door uw raad is geaccordeerd.

Beleidsstukken. Omdat de meerjarenbegroting een digitale vorm heeft gekregen is het mogelijk om hyperlinks toe te voegen. Onder dit onderdeel wordt per programma een verwijzing opgenomen naar de relevante notities die het beleidskader van het programma vormen.

Verbonden partijen. Per programma wordt, conform het BBV, inzicht gegeven in de relevante verbonden partijen. Daarnaast is er uiteraard de paragraaf verbonden partijen waarin dieper ingezoomd kan worden op het beleid rondom verbonden partijen.

Financiën

Het financiële deel van de begroting komt aan de orde in het hoofdstuk Financiën. In dit hoofdstuk wordt de opbouw van de begroting toegelicht. Aangegeven wordt hoe het huidige financiële meerjarenbeeld is opgebouwd vanuit de vastgestelde meerjarenbegroting 2018, reeds genomen raadsbesluiten en de doorwerking van de dit voorjaar vastgestelde zomernota. Vervolgens zijn in het kader van de totstandkoming van de meerjarenbegroting 2019 – 2022 diverse voorstellen en mutaties in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld in mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen en nieuwe beleidsvoorstellen.

De mutaties bestaand beleid en de autonome ontwikkelingen worden op hoofdlijnen toegelicht. de voorstellen voor nieuw beleid worden afzonderlijk gepresenteerd in een tabel. Opgemerkt wordt dat deze voorstellen nieuw beleid (en nieuwe investeringen) ook per programma gepresenteerd en toegelicht worden.

Gehanteerde uitgangspunten

Voor de begroting 2019 en de meerjarenramingen 2020-2022 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.

Bestaand beleid

Bij het samenstellen van de begroting 2019 is geïnventariseerd in hoeverre meerjarig beschikbare beleidsbudgetten (t/m zomernota) moesten worden bijgesteld. Deze mutaties betreffen over het algemeen de 'beïnvloedbare budgetten'. Uitgangspunt daarbij was 'neutraal tenzij'.

Autonome ontwikkelingen

Onder deze categorie vallen de mutaties die een autonoom (veelal niet beïnvloedbaar) karakter hebben. Denk hierbij aan rijksontwikkelingen, areaalontwikkelingen, kapitaallasten of indexaties. Uitgangspunt is dat deze budgetten zo reëel mogelijk geraamd worden.

Meerjarig is in de begroting rekening gehouden met een jaarlijkse indexatie van 1,5%.

Nieuw beleid en investeringen

Naast bovenstaande mutaties zijn ook nieuwe beleidsinitiatieven en investeringen in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld naar de categorieën a, b of c.

a= het geld wordt direct na vaststellen van de begroting beschikbaar gesteld;
b= het geld wordt direct na vaststellen van de begroting beschikbaar gesteld, maar mag pas na een concreet besluit van het college over de besteding, worden besteed;
c= het geld wordt pas na een specifiek/apart raadsvoorstel en –besluit beschikbaar gesteld voor besteding.

De financiële consequenties van bovenstaande categorieën zijn, in tegenstelling tot voorgaand jaar, integraal opgenomen in de begroting en opgenomen in de relevante programma's. Er is begin 2019 dus geen aparte begrotingswijziging meer nodig om e.e.a. toe te voegen aan de diverse programma's.

Saldo onvoorzien

Bij het opstellen van de begroting 2019 en meerjarenraming 2020 tot en met 2022 wordt een saldo onvoorzien van minimaal € 180.000 gehanteerd.

Belastingen, heffingen en tarieven

Voor de onroerende-zaakbelastingen, toeristenbelasting, hondenbelasting, precariobelasting en de CAI wordt voor 2019 en verder een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%.

Voor de reinigingsheffingen wordt, voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%. Gestreefd wordt naar 100% kostendekking.

Voor de rioolheffingen wordt conform het door de raad in februari 2018 vastgestelde GRP een stijging van 2,5% exclusief inflatie toegepast. Inclusief inflatie stijgt de rioolheffing met 4,0%.

De aanpassing van de tarieven voor verhuur/gebruik van sport lokaliteiten vindt alleen plaats middels B&W-besluit.

Renteomslag percentage

Uitgangspunt is dat de (verwachte) werkelijke rentelasten opgenomen worden in de begroting. Evenals in 2018 wordt er uitgegaan van een rente omslagpercentage van 0,5%.

Investeringen

Investeringen kunnen onderverdeeld worden in;

  1. Investeringen voortvloeiende uit beheers- en onderhoudsplannen (nieuwe-, uitbreidings- en vervangingsinvesteringen)
  2. Investeringen vastgesteld in eerdere begrotingen en aparte raadsbesluiten
  3. Investeringen voortvloeiende uit het programmaplan 2019-2022 categorie a en b
  4. Investeringen voortvloeiende uit het programmaplan 2019-2022 categorie c (door de raad besloten)
  5. Investeringen voortvloeiende uit het programmaplan 2019-2022 categorie c (nog niet door de raad besloten)

De investeringen vallend onder 1 en 2 zijn integraal opgenomen in de programma's. Nieuwe investeringen zijn afzonderlijk benoemd per programma en hebben daar een a, b of c categorie gekregen. Investeringen in categorie 5 worden afzonderlijk aan de raad voorgelegd en pas vrijgegeven als de raad hier via een apart raadsvoorstel over heeft besloten. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn de financiële gevolgen van deze investeringen wel al integraal in deze begroting geraamd.

Salariskosten

Voor indexatie van de salarislasten wordt uitgegaan van 1,5%.

Huurcontracten

De ramingen van huren worden verhoogd conform gemaakte afspraken in de contracten.

Sociale uitkeringen

Voor sociale uitkeringen is het rijksbeleid gevolgd, aangevuld met financiële gevolgen uit eigen gemeentelijke verordeningen.

Bijzondere bijstand en Wmo

De ramingen voor bijzondere bijstand en Wmo zijn zoveel mogelijk realistisch begroot.

Subsidies

Voor indexatie van de subsidies wordt uitgegaan van het vastgesteld subsidiebeleid. hierbij gelden een paar aandachtspunten:

  • Voor de hoogte van de subsidie in de begroting 2019 zijn de uitgaven in 2018 de basis.
  • In ieder geval is met de vaststelling van de begroting duidelijk hoeveel geld er maximaal per beleidsveld beschikbaar is. Dat beschikbare budget vormt de basis voor de vast te stellen subsidieplafonds, zoals deze zijn gekenmerkt in de Algemene subsidieverordening en de daaruit voortvloeiende subsidieregelingen.

Aantal inwoners

Bij het opstellen van de ramingen is bij alle relevante inkomsten- en uitgavenramingen, uitgegaan van het onderstaande aantal inwoners.

 

Aantal inwoners

1-1-2018

35.955

1-1-2019

35.711

1-1-2020

35.794

1-1-2021

35.949

1-1-2022

36.079

Aantal woningen (verblijfsobjecten met woonfunctie)

Het aantal woningen waarmee in de begroting en meerjarenraming wordt gerekend is gebaseerd op het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie. De gegevens worden gebaseerd op de aantallen uit de BAG-administratie. Deze gegevens worden vervolgens verhoogd/verlaagd op basis van de woningbouwplanning voor toekomstige jaren. Deze aantallen worden, daar waar dit van toepassing is, gebruikt voor de berekening van de belastingopbrengsten, legesopbrengsten en de berekening van diverse uitgaven- en inkomstenramingen.

Bij het opstellen van de ramingen en de aanlevering van informatie voor de begroting 2019 en meerjarenraming 2020 tot en met 2022 is uitgegaan van de onderstaande aantallen.

Aantal woningen

1-1-2018

15.157

1-1-2019

15.316

1-1-2020

15.560

1-1-2021

15.783

1-1-2022

15.871

Informatieplicht

Conform de onlangs vastgestelde financiële verordening (artikel 7) zijn de volgende zaken opgenomen in de uitgangspunten van de begroting:

Het college besluit niet over:

  1. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000 per onderdeel met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar voor alle onderdelen bij elkaar, tenzij de raad al een exploitatie- of investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld voor de hier genoemde onderdelen.  
  2. het verstrekken van leningen groter ter dan € 250.000 per te verstrekken lening met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, tenzij de raad al een investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld.
  3. het verstrekken van waarborgen of garanties met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, met uitzondering van waarborgen of garanties in het kader van de sociale woningbouw, vallende onder de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Daarvoor geldt een maximum bedrag van € 15.000.000 per aanvraag.
  4. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, tenzij de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.